Spinthoutkever, lyctus brunneus

Spinthoutkever

De spinthoutkever, ook wel parketkever genoemd, komt voor in gezaagd hout maar ook in tot producten verwerkt hout, bekende voorbeelden zijn meubilair en parketvloeren. Ook triplex en multiplex kunnen worden aangetast. Er zijn vele soorten spinthoutkevers, slechts één soort is inheems en alle andere komen uit tropische streken. Een van de meest bekende soorten is de lyctus brunneus.

Schade en ontwikkeling

Spinthoutkevers tasten uitsluitend het spint van loofhoutsoorten met wijde vaten aan, naaldhoutsoorten worden niet aangetast. Bekende houtsoorten die worden aangetast zijn eiken, abachi, noten, essen en limba. Hoe meer zetmeel het hout bevat des te vatbaarder is het hout voor aantasting. Het hout wordt pas aangetast wanneer het bijna of volledig is gedroogd. Nat of net geveld hout wordt niet aangetast. Als de aantasting wordt ontdekt is er veelal al een enorme schade onder het houtoppervlak aangericht. Meestal wordt de aantasting pas ontdekt wanneer er uitvliegopeningen aan het houtoppervlak zichtbaar worden.

Hout met een vochtgehalte van 10 tot 40% kan door de spinthoutkevers worden aangetast. De ontwikkeling verloopt het snelst bij een houtvochtgehalte van circa 15%. De eitjes van de spinthoutkever zijn circa 1 millimeter lang en 0,1 millimeter breed en zijn doorschijnend wit. De wijfjes leggen de eitjes in de vaten van het hout waardoor alleen houtsoorten met wijde vaten worden aangetast. Na een á twee weken komen de eitjes uit, de larven zijn geelwit van kleur. Per wijfje worden circa 70 eitjes in het hout afgezet. De larven zijn als ze uit het eitje komen niet veel groter dan een halve millimeter. Al vretende in het hout groeien ze tot circa 6 millimeter. De uit de eitjes gekomen larven beginnen direct gangen te boren. De larven lijken veel op die van de gewone houtworm. Alleen de larven veroorzaken de veelal grote schade aan het hout. Vaak blijft er aan het oppervlak een dun laagje hout staan, daaronder bevinden zich uitsluitend zeer dunne houtwandjes en voornamelijk zeer fijn boorpoeder. Als voedsel dient het in het hout aanwezige zetmeel. Aanvankelijk lopen de gangen in de vezelrichting van het hout doch later lopen de gangen in alle richtingen. Meestal duurt de cyclus een jaar. Bij hoge temperaturen kan de cyclus korter zijn. In de zomermaanden, soms wanneer er hogere temperaturen zijn in het voorjaar eerder, verpoppen de larven zich.

Het popstadium neemt ongeveer drie weken in beslag waarna de kevertjes zich een weg naar de oppervlakte van het hout boren. De dwang om naar buiten te komen is zo groot dat ze zich niet laten weerhouden door verflagen, mastiek of lood. De kevertjes laten een ronde uitvliegopening achter van 1 á 1,5 millimeter in doorsnede. In vergelijking met de gewone houtworm is de uitvliegopening meestal iets kleiner. De kevertjes zijn 3 tot 7 millimeter lang, slank en licht tot donkerbruin van kleur. Het lichaam is volledig behaard, dit is uitsluitend onder een microscoop waar te nemen. De kevertjes mijden het licht en zijn voornamelijk in de nacht of schemering actief. Al na twee tot vier dagen nadat ze uit het hout zijn gekomen.